Fotomuseum Voorburg | maart 1948
Voorburg kent een aantal musea, waarvan Swaensteijn en Hofwijck de meest bekende zijn. Uit bijgaand artikel blijkt dat Voorburg ooit ook een fotomuseum heeft gehad. Dat museum was opgezet door Auguste Grégoire, een zeer enthousiaste amateurfotograaf. Zijn museum was gevestigd in zijn woonhuis aan de Rembrandtlaan 88, waar Grégoire geruime tijd met zijn tweede vrouw heeft gewoond. De laatste jaren van zijn leven woonde hij aan de Conradkade in Den Haag.
Auguste Grégoire (1888-1971) groeide op in Den Haag. Na zijn schooltijd wilde hij graag kunstschilder worden, maar zijn vader ontried hem dat. Hij wilde dat zijn zoon een degelijker beroep zou kiezen. Hij werd leerling van een bekende (hof-)fotograaf in Den Haag in de Prinsestraat, Henri de Louw. Deze man liet Grégoire hard werken, 80 uur per week en 2 zondagen per jaar vrij. Dienstbaarheid en hard werken stonden centraal. Na een paar jaar koos Grégoire in plaats van voor een bestaan als fotograaf voor een baan in de meubelhandel.
Wel bleef hij actief als amateurfotograaf en was hij vele jaren voorzitter van de Haagsche Amateur Fotografen Vereeniging. Vanaf 1933 begon hij aan de opbouw van een collectie van foto’s die de ontwikkeling van de techniek duidelijk maakte. Tegelijk richtte hij ook zijn aandacht op het werk van de beste Nederlandse fotografen, met de intentie om al dit materiaal ooit in een museum onder te brengen. Dat museum probeerde hij in 1939, bij het honderdjarig bestaan van de fotografie (Daguerre maakte de eerste foto’s in 1839) te realiseren. Dat is niet gelukt, en daarom opende hij, een waarschijnlijk provisorisch fotomuseum in zijn eigen woonhuis aan de Rembrandtlaan. Onduidelijk is of dat museum veel bezoekers trok.
Wel was Grégoire’s collectie vermaard. In 1953 ontving hij de Zilveren Anjer, uit handen van Prins Bernard. Gegeven zijn aanhankelijkheid voor het Koningshuis was dat een persoonlijk hoogtepunt. In datzelfde jaar ging zijn collectie over naar het Prentenkabinet van de Universiteit Leiden. Uit deze collectie zijn verschillende tentoonstellingen voortgekomen, niet alleen in het Prentenkabinet, maar in 1989 bijvoorbeeld ook in het Stedelijk Museum Gouda.
Grégoire was niet alleen actief als amateurfotograaf, hij heeft ook verschillende sporten beoefend, waaronder schermen, schieten en bobsleeën. Kortom, een veelzijdig iemand, die het verdient om niet in vergetelheid te raken.
Voorburg Intercitystation | februari 1948
Het is nog maar kort geleden dat in Voorburg alle Intercity’s van de NS stopten. Dat was een ongekende luxe. Met slechts 5 keer stoppen (Utrecht, Amersfoort, Zwolle, Assen) kon men zonder overstappen in Groningen aankomen. Een dergelijke rit was ook mogelijk naar Enschede. En dat terwijl gemeenten als Delft en Gouda toen geen Intercitystation waren! In Voorburg stopten alle treinen, behalve de internationale treinen, maar vanaf de jaren ’80 reden die toch al niet meer van en naar Den Haag Centraal.
Waar had Voorburg dat voorrecht aan te danken? Niet aan zijn bevolkingsomvang, niet aan een druk OV-knooppunt, wel aan afspraken die rond 1870 bij de aanleg van de spoorbaan waren gemaakt. Toen werd door de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij het baanvak Gouda-Den Haag in gebruik genomen. Deze maatschappij exploiteerde een aantal lijnen vanuit Duitsland, richting Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Voor het tracé naar Den Haag moest men langs Voorburg.
Er gaan twee verhalen over de reden dat iedere trein op die lijn in Voorburg moest stoppen. De eerste is dat dat als compensatie voor het verlies van een belangrijk deel van de tuin van Hofwijck beschouwd werd. Het tweede verhaal stelt dat een bekende inwoonster van Voorburg, Prinses Marianne, aangedrongen had op een station in haar woonplaats waar ze altijd op de trein kon stappen.
Hoe het ook zij, in 1948 gold blijkbaar de afspraak nog, maar werd die niet nagekomen. Gelukkig voor de Voorburgers toen kondigde de NS in dit artikel aan, dat vanaf 9 mei bij de nieuwe dienstregeling alle treinen (behalve de internationale D-treinen) weer zouden stoppen op station Voorburg.
Helaas voor ons Voorburgers is op 10 December 2006 een einde gekomen aan het stoppen van Intercity treinen op station Voorburg. Sinds die datum stoppen er alleen nog de Sprinters.
Woningnood | januari 1948
Nederland kampt momenteel met een veelheid aan problemen: inflatie, energieschaarste, klimaatbeleid, immigratie, stikstofaanpak, om er maar een paar te noemen. De woningnood hoort er zeker ook bij. Er is sprake van woningschaarste: te weinig koop- en huurhuizen, te hoge prijzen, lange wachtlijsten, moeizame bouwprocedures. Daarbij wordt een en ander nog verergerd doordat veel van de genoemde problemen ook nog met elkaar samenhangen. Het kabinet mag dan ingrijpende plannen hebben om tot 2030 tenminste 800.000 woningen te bouwen, zeker hier geldt: eerst zien, dan geloven.
Ook 75 jaar geleden speelde dit probleem al, ook in Voorburg, zoals uit bijgaand bericht blijkt. Ook toen was er in onze gemeente grote woningnood, en waren er zeer veel gedupeerden. Er worden 4 oorzaken genoemd: bouwstilstand vanwege de oorlog, sterke migratie uit andere gemeenten, natuurlijke bevolkingsaanwas, en immigratie. Zeker de laatste drie oorzaken spelen ook nu weer een grote rol. In het tweede deel van het artikel wordt veel nadruk gelegd op de verplichting om nog ‘beschikbare’ woonruimte in het eigen huis aan te melden. Daaraan was de verplichting gekoppeld om die ‘beschikbare’ woonruimte ook daadwerkelijk beschikbaar te stellen voor woningzoekenden. Dat verplichtte huisvestingsbeleid beleid heeft in die jaren zeker geholpen om voor een aantal mensen huisvesting te vinden, hoe beperkt ook. Op dit moment wordt een dergelijk beleid niet ingevoerd, maar feitelijk is de situatie van veel woningzoekenden nu daarmee toch goed vergelijkbaar, gedwongen als ze zijn om in te wonen bij familie en vrienden.
Voorburgse SS-er veroordeeld | Voorburg oktober 1947
Veel Nederlanders zijn in de Tweede Wereldoorlog in Duitse krijgsdienst geweest. Vooral na de inval in de Sovjet-Unie in juni 1941, probeerden de Duitsers zoveel mogelijk Nederlanders te werven om te vechten tegen het Bolsjewisme. Uiteindelijk hebben ongeveer 25.000 Nederlanders die keuze gemaakt. Al deze mensen verloren door deze keuze hun Nederlanderschap. Ongeveer 5000 kwamen om het leven. Wat betreft de overlevenden, een aantal heeft dat Nederlanderschap terug kunnen ‘verdienen’ door zich aan te melden voor de strijd in Nederlands-Indië, en later in de Korea-oorlog. In 1953 werd een amnestieregeling afgekondigd waardoor deze stateloze Nederlanders hun Nederlandse Nationaliteit weer konden terugkrijgen.
Één van de meest bekende Nederlanders in Duitse krijgsdienst was Gerard Mooyman uit Voorburg. Hij maakte die stap al op 18-jarige leeftijd. Als commandant van een stuk antitankgeschut verdiende hij in 1942 het IJzeren Kruis Tweede en Eerste Klasse voor het vernietigen van enkele Sovjet-tanks. Maar hij werd vooral bekend door de strijd rond het Ladogameer. In februari 1943 vernietigde Mooyman daar 13 vijandelijke tanks op één dag. De Duitsers zagen de publiciteitswaarde daarvan direct in. Hem werd het Ridderkruis van het IJzeren Kruis verleend. Daarmee was hij de eerste Nederlander en de eerste niet-Duitser die het Ridderkruis van het IJzeren Kruis ontving.
Toen de oorlog afgelopen was, werd hij direct door de Amerikanen opgepakt, en naar Scheveningen overgebracht. Hij ontsnapte twee keer, maar werd telkens weer gepakt. Uiteindelijk werd hij tot een gevangenisstraf van 6 jaar veroordeeld, maar al na twee jaar vrijgelaten. Hij trok zich terug in de anonimiteit. Veel later heeft hij zijn afschuw uitgesproken over de misdaden van de Duitsers.
Verpleegsters gaan nu ook naar school | Voorburg september 1947
Een wat ongelukkige kop boven dit artikel. En niet helemaal correct. Natuurlijk volgden verpleegsters (mannen hadden duidelijk nog geen toegang tot deze opleiding) ook voordien al opleidingen, maar zoals in het artikel wordt toegelicht, had deze opleiding een totaal nieuwe opzet. Waar de bestaande opleidingen de verpleegsters direct in het ziekenhuis lieten beginnen, daar kregen deze verpleegsters de eerste vier maanden alleen onderricht. De idee was dat de verpleegsters daardoor een betere basis hadden en ook meer verantwoordelijkheid kon worden bijgebracht. Met die kennis gewapend kon men dan in de praktijk beter functioneren. Ook in de latere jaren is er een periode met meer ruimte voor theoretische kennis.
Daar was behoefte aan, zo had de geneesheer-directeur van het St. Antoniushove, geconstateerd. Dat gold zeker ook de aandacht voor godsdienstige kennis en de juiste (dus rooms-katholieke) kijk op het leven. Zoals op de foto valt terug te zien, werd de opening verricht door mgr. Pichot, maar de aanwezigheid van de burgemeesters van Voorburg en Leidschendam onderstreepte ook duidelijk het lokale belang. Ontegenzeggelijk was de locatie voor de opleiding, een markante villa in Park Vronesteyn, een aantrekkelijke. De opleiding is daar tot 1986 gevestigd geweest. Daarna is het pand verkocht aan het bisdom Rotterdam, die er een priester- en diakenopleiding startte.
Inflatie dreigt | Voorburg in juli 1947
Heel lang was een forse inflatie een herinnering aan een ver verleden. Rond 1975 lag de prijsstijging rond de 10%, waarbij de olieprijsstijging teweeg gebracht door de OPEC een belangrijke rol speelde. Momenteel maken we opnieuw een dergelijke periode mee, met snel oplopende prijzen voor energie en transport, en met aanzienlijke kraptes op de arbeidsmarkt. Ook dit keer komt het inflatiecijfer in de buurt van de 10%. Dat is wel weer even wennen.
Ook in de zomer van 1947 was er de vrees dat er weer (forse) prijsstijgingen zouden kunnen optreden. Er was nog volop schaarste, in Nederland en in veel andere landen. Het productieapparaat moest weer opgebouwd worden, de infrastructuur moest hersteld worden en de woningkrapte was aanzienlijk. Dat onder dergelijke omstandigheden de prijzen zouden kunnen oplopen, mag geen verbazing wekken.
Gelukkig was er een wakkere stichting die de regering per brief waarschuwde voor dit dreigende gevaar. Deze Stichting tot daadwerkelijke bestrijding van het inflatiegevaar, met het secretariaat in Voorburg, zag de oorzaak vooral in de aanzienlijke overheidsuitgaven. Blijkbaar had de regering zich voorgenomen om het ambtenarencorps snel met 25% te reduceren. Daarmee zou men de overheidsuitgaven duidelijk kunnen reduceren. De stichting had hiervoor ook suggesties aangedragen, die in dit artikel niet nader werden toelicht. Daarmee wordt helaas niet duidelijk waar de stichting mogelijkheden zag voor vermindering van de overheidsuitgaven. In een situatie met de al eerder gememoreerde schaarstes maar zeker ook met de financiering van de oorlogsinspanningen in toenmalig Nederlands-Indië, is het denkbaar dat de overheid haar uitgaven niet gemakkelijk kon terugbrengen.
Terugkijkend kan geconstateerd worden dat de economische ontwikkeling van Nederland in de daaropvolgende jaren veel positiever is geweest dan zelfs de meest optimistische waarnemer in 1947 kon vermoeden. Daarnaast, de prijsstijging was in de periode 1947-1949 heel beperkt. Pas vanaf 1950 treedt er een versnelling op, vooral vanwege de doorwerking van de Koreacrisis.
Blauwe Tram weer naar Scheveningen | Juni 1947
Het had even geduurd, maar op 2 juni 1947 kon de Blauwe Tram weer het hele traject naar Scheveningen afleggen. Eindelijk, want deze lijn was ruim 4 jaar buiten gebruik geweest. Vanwege de aanleg van de Atlantikwall, die het tracé ter hoogte van de Raamweg kruiste, kon de Blauwe Tram vanaf de winter 1942/’43 niet verder rijden dan het Malieveld. De rest van het tracé was daarna verwijderd, en het bruikbare materiaal grotendeels afgevoerd naar Duitsland. Dat laatste gold ook voor veel van het rijdend materieel. Wegens de grote schaarste aan grondstoffen, duurde het herstel ruim twee jaar.
Maar op die tweede juni 1947, klokke half vijf, kon de Blauwe Tram op dit traject weer gaan rijden. Met bloemen en vlaggen werd de opening feestelijk gevierd. Een voornaam gezelschap maakte de eerste rit mee, met tal van burgemeesters (waaronder ook de burgemeester van Voorburg: J. W. Nootenboom), directeuren van NZHTM en HTM en tal van anderen. Onderweg naar Scheveningen werd een stop gemaakt bij het KLM hoofdkantoor. Het feestelijk gebeuren werd besloten met een diner in Seinpost, waar ook de toen net benoemde directeur van de NS (tevens president-commissaris bij de NZHTM) aan deelnam.
De nog altijd aanwezige aandacht voor de Blauwe Tram laat zien dat de waardering in die jaren groot moet zijn geweest, en dat deze opening ook daarom als heel belangrijk beschouwd werd.
Kabel verstopt voor Duitsers | Mei 1947
Iedere volwassene in de Tweede Wereldoorlog wist dat activiteiten, die schadelijk voor de Duitse oorlogsvoering zou zijn, gevolgen zouden kunnen hebben. Als Duitsers dat ontdekten, kon dat betekenen dat mensen opgepakt werden. Ook metalen kabels werden als ‘kriegswichtig’ beschouwd. Blijkbaar had het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf Voorburg, al dan niet met kennis van de directeur, een kabel verborgen. Niet duidelijk is wat voor soort kabel dit precies was, wel dat deze actie de Duitsers niet beviel. Zowel de directeur als de verantwoordelijk wethouder waren gearresteerd.
De Duitsers waren op deze verborgen kabel geattendeerd door een voormalig medewerker van het GEB. Deze medewerker was ontslagen en in een boze bui had hij deze kennis aan de Duitsers doorgegeven. Hij heeft dat na de oorlog ruiterlijk toegegeven.
Het Tribunaal was na de oorlog opgericht om NSB’ers en andere landverraders te berechten. Het Tribunaal behandelde de ‘lichtere zaken’, zoals Nederlanders die lid waren geweest van één der Nederlandse Nationaal-Socialistische of fascistische organisaties, of één der Duitse, niet direct tot de krijgsmacht behorende organisaties. De zwaardere gevallen, zoals de zaak Kötalla (één van de Drie van Breda), werden behandeld door de daarvoor opgerichte Bijzondere Gerechtshoven. Blijkbaar werd deze Voorburgse verklikker tot de lichtere zaken gerekend.