Herstelde verbindingen openbaar vervoer | Voorburg april 1947
Helaas hebben we de laatste maanden taferelen gezien in Oekraïne, die zichtbaar maakten wat een echte oorlog betekent voor bewoners, voor het bedrijfsleven en voor de infrastructuur (wegen, spoorwegen, scholen, ziekenhuizen, gemeentehuizen). Hoe lang zal het duren voor deze zaken weer hersteld zijn, dat mensen weer kunnen wonen, werken, studeren, ontspannen? Deze beelden zullen oudere HVV-leden doen terugdenken aan de Tweede Wereldoorlog. Lang hebben we gedacht dat die verschrikkingen achter ons lagen. Dat zoiets nooit meer zou gebeuren, en dus ook dat we ons geen inspanningen meer hoefden te getroosten om in vrede en democratie te kunnen leven. We zijn hardhandig ontwaakt.
Bijgaand artikel laat de langdurige gevolgen zien van oorlogshandelingen voor het openbaar vervoer. Pas twee jaar na de oorlog kon de spoorverbinding met Scheveningen hersteld worden. De Duitsers hadden veel materiaal geroofd, terwijl in de koude, laatste oorlogswinter, met zijn grote schaarste aan kolen, de dwarsliggers van de rails waren gebruikt voor het stoken van de kachels en de majo’s binnenshuis. Majo’s waren zelfgemaakte kacheltjes, die meestal bestonden uit een ijzeren bus met een rooster er boven op, die in een grotere bus stond. Dergelijke majo-kacheltjes waren ontoereikend om het huis te verwarmen, maar leverden net genoeg warmte om op de koken. Zij konden alleen worden gestookt met ruwe houtsplinters, papier en andere hoog brandbare materialen.
Voor de ‘Blauwe tram’ gold hetzelfde als voor het spoor naar Scheveningen: rails en bovenleiding waren gesloopt, en deels ook gebruikt voor de aanleg van de Atlantikwall. Het duurde lang voordat vervangende onderdelen beschikbaar kwamen, maar het artikel maakt duidelijk dat in het zomerseizoen van 1947 de tramlijn naar Scheveningen weer zou gaan rijden.
Albert Termote zestig jaar | Voorburg maart 1947
Voorburg is altijd al een gemeente geweest waar kunstenaars zich thuis voelden. Dichters als Constantijn Huygens, schilders als Gerard Henkes en Arie Zwart, architecten als Jan Wils en Herman van der Kloot Meyburgh, en vormgevers als Piet Zwart, om een paar namen te noemen, woonden hier. Maar ook artistieke bezoekers zijn het vermelden waard, zoals Johan Weissenbruch en Vincent van Gogh.
In dit rijtje hoort zeker ook Albert Termote thuis. Zijn beelden zijn alom bekend. Zo staat bij de Hoge Raad zijn beeld van Cornelis van Bijnkershoek, een jurist en rechtsgeleerde, vermaard om zijn bijdragen aan het internationaal recht. In Voorburg staat het imposante beeld van Corbulo, gezeten op zijn paard. Iedere Voorburger kent dat. Op 26 maart 1947 vierde Ternote zijn 60e verjaardag. Het Binnenhof schreef er een lovend artikel bij.
Albert Termote was in 1887 geboren in België, in Lichtervelde, maar vluchtte vanwege de Eerste Wereldoorlog via Engeland naar Nederland. Lichtervelde lag niet ver van plaatsen als Ieper en Passchendaele, plaatsen waar ontelbaar veel soldaten in de loopgraven gesneuveld zijn. Eerst woonde Termote in Amsterdam, daarna in Volendam, maar in 1922 verhuisde hij op aanraden van de schilder Jan Bakker naar Voorburg. Hij was vooral bekend vanwege de grote imposante beelden (als dat van Corbulo te paard), maar maakte ook faam met klein, ambachtelijk figuratief werk. Bijzonder eervol was het oorlogsmonument dat op de hoek van de Van Alkemadelaan en de Stevinstraat hangt, tegen de muur van het Oranjehotel. Dit monument, uitgevoerd door Termote, is op 16 september 1950 door koningin Juliana onthuld. De tekst op het monument luidt ‘Zij waren eensgezind’. Albert Termote had ateliers in Voorburg, zoals op het Zwartepad. Voor de grote beelden kon hij terecht in de lijnwerkplaats van de NS aan de overkant van de Vliet. Hij woonde eerst aan de Koningin Wilhelminalaan, later aan de Noorderburglaan. Termote overleed op 13 april 1978 in Voorburg.
Trots en commercie | Indola adverteert in Voorburg februari 1947
Wordt stenotypiste, dan bouwt u mee aan een welvarend Nederland!
Commercie en nationale trots gaan bij sportwedstrijden vaak samen. Zie de aandacht voor de races van Max Verstappen, voor de prestaties van ‘onze jongens’, en tegenwoordig ook meisjes, bij EK’s en WK’s voetbal, bij schaatswedstrijden en bij Olympische Spelen. Onlangs overleed Reinier Paping - de winnaar van de Tocht der Tochten in 1963 - en Brinta meende nog eens aan te kunnen haken bij hun reclamecampagne in 1963. Vanwege zijn prestaties verdiende Paping toen een reclamecontract, ter waarde van 500 gulden, een aansteker en een föhn. Terugkijkend komt dat toch wat karig over, en het ging bovendien niet eens om Brinta-gerelateerde zaken.
Maar commercie en nationale trots kunnen ook op andere manieren met elkaar verbonden worden. Zie het Voorburgse bedrijf Indola. Dat bedrijf koppelde in een advertentie in februari 1947 nationale trots aan het binnenhalen van een geroutineerde stenotypiste. Met uw hulp, zo was de strekking van deze advertentie, bouwt u mee aan een welvarend Nederland. Of deze wervende tekst geholpen heeft bij het vinden van de stenotypiste, is niet meer te achterhalen. Of ook andere bedrijven dezelfde soort tekst gebruikten evenmin.
Indola was een interessant bedrijf. In 1929 startte de firma Hollander & Kohn aan het Westeinde 86 in Voorburg[1]. Zij leverden producten voor kapperszaken, waaronder scheercrème. Drie jaar later ging men zich met kleine elektrische apparatuur bezighouden, zoals krultangen. Het bedrijf werd toen Indola genoemd. In 1936 werd bij Indola de eerste Europese droogkap gefabriceerd. Na de Tweede Wereldoorlog breidde het bedrijf gestaag uit. Er kwamen tal van nieuwe producten op de markt, zoals het eerste elektrische permanentsysteem, maar ook luchtverversingsapparaten, kleine motoren en comprimeermachines. Tegelijk werden chemisch-cosmetische artikelen vervaardigd. Er kwam nieuwbouw in Rijswijk, en het bedrijf groeide gestaag, tot bijna 600 mensen. Het ontwikkelde zich tot een ware multinational, met vestigingen in Voorburg, Brussel, Wenen, Parijs, Zurich en Neuss, en verkooppunten in Parijs en Düsseldorf. Vanaf de jaren ’70 volgden overnames en reorganisaties elkaar snel op. Uiteindelijk werden de activiteiten in Voorburg rond 2000 beëindigd. Op het terrein staat nu nieuwbouw, op de Scheepmakerij en op een deel van de Watertorenlaan. Overigens bestaat het merk Indola nog steeds en worden de haarverzorgingsproducten vanuit Nieuwegein gedistribueerd.
[1] De navolgende informatie is gebaseerd op https://nl.wikipedia.org/wiki/Indola, en op https://shie.nl/bedrijven/indola-kappersbenodigdheden-1929-heden/
Verdeel en heers | Distributie in Voorburg januari 1947
Er wordt veel geklaagd over de wijze waarop wij in Nederland de laatste twee jaar de vaccinaties vanwege COVID hebben georganiseerd. Met enige reden. Er werd te laat of te weinig ingekocht, de campagnes hadden eerder kunnen beginnen, en wie uiteindelijk het vaccin mocht zetten – GGD, huisartsen, anderen – bleef ook vaag. Zeker, uiteindelijk kwam het toch vaak nog goed, maar het ging moeizaam.
De procedures voor vaccinatiecampagnes en voor de distributie van schaarse goederen vertonen enige overeenkomsten. Er moet duidelijkheid zijn over beschikbaarheid van schaarse producten, wie voor het schaarse product in aanmerking kwam, en hoe de verdeling over rechthebbenden dan geregeld moet worden. Met de vaccinaties hebben we kunnen zien dat dat laatste geen sinecure is. Des te bewonderenswaardiger hoe men 75 jaar terug, zonder computers, in staat was om de distributie van schaarse goederen zoals bijvoorbeeld schoenen te organiseren. Natuurlijk, de behoefte aan tabak en aan schoenen was duidelijker aanwezig dan heden ten dage de wens om gevaccineerd te worden, maar desondanks hebben de toenmalige ambtenaren verantwoordelijk voor dit proces een prachtige prestatie geleverd. Waarschijnlijk was er ook toen kritiek, net als nu, maar waarschijnlijk was het eindoordeel positief. Laten we hopen dat dat ook nu zal gebeuren.
Begrotingstekort Voorburg, december 1946
Een solide gemeentelijke begroting wordt beschouwd als een teken van goed beleid, zeker als dat gerealiseerd wordt bij een acceptabel lage belastingdruk. Als dan ook nog de gemeentelijke voorzieningen positief beoordeeld worden, dan is het beeld helemaal rooskleurig. De burger krijgt waar voor zijn/haar geld, en er wordt geen geld over de balk gegooid. Uit bijgaand artikel blijkt dat Voorburg tot 1943 in een dergelijke situatie verkeerde, maar dat sindsdien de situatie drastisch verslechterd is. Voor 1946 wordt de financiële situatie als allesbehalve rooskleurig geschetst. Er werd een tekort geraamd van 146.000 gulden.
Ook toen al waren gemeenten grotendeels afhankelijk van inkomsten uit het gemeentefonds. Elke verandering daarin heeft gevolgen voor de begroting van afzonderlijke gemeenten. Blijkbaar is er in 1943 een verandering doorgevoerd, waardoor de inkomsten van de gemeente Voorburg duidelijk terugliepen. Dat resulteerde in tekorten vanaf 1944. Waarschijnlijk vanwege de oorlogsomstandigheden had men nog geen mogelijkheid gehad om het financiële evenwicht enigszins te herstellen, maar blijkbaar was het moment eind 1946 daar om verschillende belastingverhogingen door te voeren dan wel voor te bereiden.
Gelet op het tekort van ƒ 146.000 is het opmerkelijk dat de gemeente Voorburg bijna ƒ 59.000 reserveert voor ‘groene investeringen’. Er zullen nieuwe bomen worden geplant, en wandelpaden en plantsoenen zullen opnieuw worden aangelegd. Ook al kwam men geld op de begroting tekort, het ‘groene’ herstel werd blijkbaar zo waardevol geacht dat men daarvoor ruim in de buidel wilde tasten. In de hongerwinter waren noodgedwongen heel veel bomen gekapt om zo huizen te verwarmen en te kunnen koken. Die kaalslag moest natuurlijk aangepakt worden (zie ook het kranten-artikel voor februari 1946 op deze site, over een boomplantdag in 1946). Maar er was meer nodig, vandaar deze investering. Waarschijnlijk zijn tal van deze bomen nog altijd langs onze straten terug te vinden. Een prima investering dus.
Schietpartij in Voorburg
Vroeger was Voorburg nog een rustig, gezapig oord. Hier gebeurde zogezegd nooit wat. Zo de politie al handelend op moest treden, dan was het toch bij dronkenschap of een fietsendiefstal. Harde criminaliteit was voorbehouden aan de grote steden. Agenten in Voorburg hadden zogezegd een luizenleventje… Tegenwoordig is dat niet meer zo. Niet alleen is de politie sterk gecentraliseerd, en valt Voorburg onder de regio Den Haag, maar als je de media mag geloven, dan is ook in Voorburg de agressie toegenomen, worden er diefstallen gepleegd, auto’s belaagd en anderszins wetsovertredingen begaan.
Ter relativering, bijgaand artikel uit november 1946. De beschrijving is pakkend, en zeker bruikbaar als script voor een detective. Sappige details – wel 5 schoten vanachter een boom, een bruine Amerikaanse vilthoed, ijverige naspeuringen, revolverheld -, daar zaten de lezers toen en ook nu op te wachten. Jammer dat de te hulp gesnelde collegae deze onverlaat niet hebben kunnen terugvinden in Park Middenburg. Maar in ieder geval werd een auto-inbraak voorkomen. Hulde voor onze Hermandad.
Bron: Het Binnenhof, 5-11-1946, blz. 2
Een echt complot in Voorburg!
Tegenwoordig is het woord complot alom aanwezig. Complot-’denkers’ beweren bijvoorbeeld dat de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten gestolen zouden zijn, en dat Bill Gates micro-chips in de Covid-vaccins zou hebben gestopt (voorwaar, een Nobelprijs waardige technische prestatie) of dat pedofielen niet alleen ons land de hele wereld willen regeren. Qua creativiteit is er met deze complot- ’denkers’ niets mis, maar voor de rest zijn ze geen verrijking van de samenleving.
Ook in 1946 was er in Voorburg, blijkens bijgaand artikel, tenminste ook één echt complot, maar gelukkig wel op wat bescheidener schaal: namelijk een complot van fietsendieven. Alhoewel bescheiden…. Een fietsendief met wel 7 voornamen, waarvan Otto er waarschijnlijk ook één is, dat kom je tegenwoordig niet vaak meer tegen. Daarbij ging deze dief zeer geraffineerd te werk, en slaagde hij, met anderen in het complot, erin om tenminste 5 motorfietsen en 2 fietsen te stelen. Dankzij langdurige naspeuringen (langdurig, dat klinkt bij politiezaken weer heel bekend in de oren) slaagde de politie erin om Otto en zijn handlangers te arresteren. Tegenwoordig duurt een politieonderzoek nog steeds lang, maar lijkt de kans op het pakken van de boef toch geringer. Ook lijkt er tegenwoordig ook minder vaak schuld bekend te worden door de daders, die zich niet zelden in stilzwijgen hullen. Maar hulde voor de Hermandad om het complot van Otto en zijn handlangers te ontmaskeren.
Bron: De Nieuwe Nederlander, 10-10-1946
Dr Nooteboom over Dr. Hirschfeld’s principiële fout
Een paar afleveringen terug in deze serie kwam de benoeming van dr. Noteboom als burgemeester van Voorburg aan bod, in juli 1946. In dat verhaal werd beschreven dat de heer Noteboom voor en na dit burgemeesterschap een breed scala aan functies had vervuld. Daarbij werd ook aangegeven dat hij al in oktober 1940 in Buchenwald terecht gekomen was, tot in 1941. Dat was ongeveer dezelfde periode als Willem Drees, vooraanstaand lid van de SDAP. Waarschijnlijk zullen ze elkaar daar gesproken hebben, zo ze al niet voor de oorlog contact hadden gehad. Vanaf eind 1941 was de heer Noteboom geïnterneerd in Noord-Brabant. Na de bevrijding van Zuidelijk Nederland, in september 1944 had hij een rol als militair commissaris in Noord-Brabant. Toen Nederland in mei 1945 helemaal bevrijd was, volgde hij Hendrik van Boeijen op als voorzitter van het Centraal Orgaan voor de Zuivering van Overheidspersoneel. (Terzijde , Hendrik van Boeijen was van 1941 tot begin 1945 in Londen. minister van Binnenlandse Zaken in het oorlogskabinet Gerbrandy II. Eerder was van Boeijen wethouder geweest in Voorburg).
Of het nu zijn positie als voorzitter van het Centraal Orgaan is geweest, zijn rol als militair commissaris, of zijn bekendheid met Drees, hij lichtte (lid van de ARP) in september 1946 het standpunt toe van de heren Mansholt en Vos (beiden SDAP), namelijk dat Dr. Hirschfeld ondanks zijn vele verdiensten nog slechts als adviseur van de regering zou kunnen optreden. Hij kwam niet meer in aanmerking voor een terugkeer als Secretaris-Generaal van het Ministerie van Economische Zaken. De heer Hirschfeld had hiertegen beroep aangetekend bij de Raad van State. De heer Noteboom beschreef de verdiensten van de heer Hirschfeld, met name in de eerste maanden van 1945. Het bezette gebied zuchtte onder de hongerwinter. Mede dankzij Hirschfeld ontstonden contacten tussen het verzet, de Nederlandse regering in ballingschap en Seiss-Inquart. Mede door die contacten en de daaruit voortvloeiende voedseldroppings werd het leven van veel mensen gered.
Maar, en dat was een belangrijke maar, Hirschfeld, aldus Noteboom, was dat Hirschfeld tijdens de oorlog het belang van Nederland vooral meende te dienen door telkens terdege rekening te houden met de wensen van de Duitse bezetter. Daarbij distantieerde hij zich van het verzet. In het verlenen van medewerking aan de bezetter ging de heer Hirschfeld, aldus de heer Noteboom, verder dan hij voor een Nederlandse ambtenaar toelaatbaar achtte. Hij adviseerde dan ook dat het beroep van de heer Hirschfeld zou worden afgewezen. De Raad van State besliste dat het beroep aangenomen werd, en legde het besluit voor ontslag voor bij de Kroon. Het in juli 1946 aangetreden kabinet Beel vernietigde het eerdere besluit. Daarop besloot Hirschfeld niet terug te keren naar het Ministerie van Economische Zaken. Binnen een paar dagen stelde de regering hem vervolgens aan als Regeringscommissaris in algemene dienst, in welke hoedanigheid hij betrokken was bij de dekolonisatie van Indonesië en de naoorlogse politiek van Nederland ten aanzien van Duitsland.
Er is nadien veel te doen geweest over de rol van de heer Hirschfeld en de wijze waarop over hem na de oorlog geoordeeld is. Waar de heer Noteboom vooral de in zijn ogen principiële afwijzende houding ten aanzien van het verzet hekelde, daar namen anderen het juist voor Hirschfeld op als kundig ambtenaar, met een brede blik en een veelheid aan contacten. Deze laatste opvatting is uiteindelijk doorslaggevend geweest.