Nieuwe Burgem. | juli 1946
Onlangs werd bekend dat tamelijk onverwacht burgemeester Klaas Tigelaar per 1 september afscheid zal nemen als burgemeester van Leidschendam-Voorburg. Er is al een tijdelijk burgemeester gevonden, maar nu moet er een sollicitatieprocedure plaatsvinden voor een opvolger. Hoe die ook zal verlopen, de kans dat de installatie te zijner tijd op dezelfde manier zal verlopen als die voor de heer Noteboom in juli 1946 lijkt uiterst gering.
Zoals uit de foto blijkt werd hij met alle egards ontvangen bij het viaduct Laan van Nieuw Oost Einde door de voorzitter van de Commissie van Ontvangst. Vervolgens was de officiële installatie in het gemeentehuis van Voorburg. Daar was een uitgebreid gezelschap aanwezig, niet alleen raadsleden maar ook genodigden. De locoburgemeester benutte zijn toespraak niet alleen om het eigen karakter van Voorburg te benadrukken, maar ook om zich, opnieuw, duidelijk uit te spreken tegen de ook toen weer oplaaiende annexatieplannen van Den Haag.
De heer Noteboom had al een politiek leven achter zich. Nadat hij eerst particulier secretaris was geweest van de heer Idenburg, voormalig gouverneur-generaal in toen nog Nederlands-Indië, werkte hij vanaf 1921 voor de Dr. A. Kuyper Stichting (het wetenschappelijk bureau van de ARP). Vanaf 1931 was hij directeur van deze Stichting. In 1939 kwam hij in de Provinciale Staten van Zuid-Holland. Noteboom werd in oktober 1940 door de Duitsers opgepakt, hij belandde als Indisch gijzelaar in het concentratiekamp Buchenwald. Vanaf eind 1941 was hij als gijzelaar geïnterneerd in Noord-Brabant. Kort na Dolle Dinsdag (5 september 1944) werd Zuid-Nederland bevrijd en kwam ook de heer Noteboom vrij. Hij kreeg een aanstelling als militair commissaris in Brabant. Van daaruit werd hij in 1946 burgemeester van Voorburg. Daarnaast was hij Hoogheemraad van Delfland. In 1958 ging hij met pensioen, maar dat belette hem niet om nadien nog tijdelijk burgemeester van Culemborg en Goes te zijn.
Burgemeester Noteboom volgde burgemeester Nederbragt op. Deze werd na de oorlog bekritiseerd om zijn te toegeeflijke houding jegens de bezetter. De in zijn naam doorgevoerde maar natuurlijk altijd door de Duitsers oplegde maatregelen aangaande de jodenvervolging, de Arbeitseinsatz en de volkshuisvesting, leidden na de bevrijding tot openlijke kritiek op zijn beleid. Er volgden geen maatregelen van hogerhand, maar wel werd hij weggepromoveerd naar een positie bij de juist gestarte VN. Hij eindigde zijn loopbaan als de eerste ambassadeur van Nederland in Israël.