Woningnood toen.. | 17 maart 1949
De laatste jaren staat woningnood weer hoog op de Nederlandse maatschappelijke problemenlijst. Er worden weinig, veel te weinig woningen gebouwd. Het gevolg is oplopende prijzen voor koop- en huurwoningen, met tegelijk veel woningzoekenden die geen woning kunnen vinden of die de woonkosten niet (meer) kunnen opbrengen. Waar de overheid lange tijd de teugels in handen had, is door de liberalisering, de verkoop van veel sociale woningen aan particulieren, de schaarste aan ruimte om te bouwen, het tekort aan bouwvakkers, de dreigende overbelasting van het energienetwerk, en de CO2 restricties, de overheid niet goed meer bij machte om hier adequaat in te grijpen. Er zijn goedbedoelde pleidooien van minister De Jonge, maar dat blijkt nauwelijks zoden aan de dijk te zetten. Dat daarnaast minder relevante argumenten als de toewijzing van sociale woningen aan statushouders gebezigd worden, doet de maatschappelijke verhoudingen ook geen goed.
Ook in 1949 was er sprake van woningnood. Natuurlijk, er waren toen veel minder inwoners en het aantal inwoners per woning lag beduidend hoger, maar wie kent niet de verhalen over krappe huisvesting en het inwonen van jonggehuwden bij familie of vreemden. Bruiloften, een ‘boterbriefje’ als je wilde gaan samenwonen was toen nog standaard, moesten soms heel lang worden uitgesteld. Het aantal van 2070 geplande woningen voor 1949 voor de provincie (minus Den Haag en Rotterdam) lijkt slechts een druppel op een gloeiende plaat. De woningnood oplossen is geen eenvoudige klus, nu niet en toen niet.